Feline Neonatale Isoerythrolyse (F.N.I)

Bij kittens komt een aandoening voor die feline neonatale isoerythrolyse heet. Dit betekent letterlijk; afbraak van rode bloedcellen bij pasgeboren kittens. 
F.N.I is een belangrijke oorzaak voor het zgn “ fading kitten syndroom ”. Dit is voor fokkers herkenbaar als kittens die het in de eerste twee weken van hun leven niet goed doen of kittensterfte in de eerste twee weken. Naast F.N.I kunnen ook oorzaken als virusinfecties, een te lage temperatuur, te laag geboortegewicht of aangeboren afwijkingen oorzaak zijn van het fading kitten syndroom.

Katten hebben net als mensen verschillende bloedgroepen. De mens heeft als hoofdbloedgroepen  A,B,AB of O.
Bij de kat zijn het A,B en AB, maar de laatste groep komt heel weinig voor. De verdeling van bloedgroep A en bloedgroep B verschilt per kattenras. Bloedgroep A is de meest voorkomende bloedgroep. Bloedgroep A is dominant over Bloedgroep B, dwz dat bij overerving, de invloed van A groter is. 
Er zijn rassen waarbij bloedgroep B niet of nauwelijks voorkomt, zoals de Blauwe Rus, Burmees en de Siamees. Bij andere rassen zoals de Cornish- en de Devon Rex en bij de Britse Kortharen kunnen de percentages bloedgroep B variëren van ongeveer 20-45%.
 
Katten met bloedgroep A hebben in hun bloed antilichamen tegen bloedgroep B. Katten met Bloedgroep B hebben in hun bloed veel meer antilichamen tegen bloedgroep A. Daar ontstaat het probleem van F.N.I.  Antilichamen van de moeder komen nl tijdens de lactatie via de melk bij de kittens. Indien een poes met Bloedgroep B gedekt wordt door een kater met bloedgroep A kunnen de kittens bloedgroep A of bloedgroep B hebben. De kittens met bloedgroep A  zullen in de problemen komen. De antilichamen van moeder poes B  zullen zich keren tegen de rode bloedcellen van het kitten A. De situatie kan zich ook voordoen bij een moederpoes  A met een kitten B, maar deze reactie tegen de bloedcellen van het kitten B  is vaak veel minder, in ieder geval bij een eerste nestje. Bij een volgend nest kan de reactie wel ernstiger zijn.
De reactie van de antilichamen tegen de rode bloedcellen geeft een massale afbraak van de rode bloedcellen van het kitten.
Door de bloedafbraak kunnen de pasgeboren kittens acuut overlijden, terwijl ze er bij de geboorte gezond uitzien. Ze kunnen ook sloom worden slecht groeien, algehele zwakte vertonen,  zwaarder ademen en/of de typische geelbruine voetzooltjes, oortjes en neusjes hebben.
Een duidelijk signaal om in de gaten te houden is ook de oranjeverkleuring van de urine bij kittens met F.N.I.
De symptomen beginnen in de eerste uren na de geboorte tot de eerste week. 

F.N.I kan dus voorkomen worden door een poes met bloedgroep B niet te laten paren met een kater uit bloedgroep A. Mocht het toch zo zijn dat deze oudercombinatie gebruikt is, dan is het advies om de kittens de eerste 48 uur niet bij de moeder te laten drinken. De antilichamen van moederpoes kunnen nl alleen in de eerste 24 uur de darmwand van de kittens passeren. De kittens zullen dan een surrogaatmoeder of kunstmelk moeten krijgen. Helaas is het wel zo dat deze kittens ook andere antilichamen uit de moedermelk missen die belangrijk zijn voor een goede afweer.

Het testen van de bloedgroepen bij katten kan relatief eenvoudig. Het is verstandig om van alle ouderdieren de bloedgroep te laten typeren. Met een genetische test (DNA dmv een swab) kan er gekeken worden of dieren het b gen bij zich dragen. De uitslagen worden doorgegeven als 
N/N (geen drager van het b gen en dus bloedgroep A of AB)
N/b (drager van het b gen en dus bloedgroep A of AN)
b/b (drager van 2 b genen en dus bloedgroep B)
Met een serologische test (bloed) komt de uitslag van de bloedgroep vermeld als A,B of AB.
Als het noodzakelijk is om te weten of er in een nest met een B moeder A kittens zitten, kan dit gedaan worden met behulp van een sneltest op navelstrengbloed van het kitten meteen na de bevalling.

Wat zijn de lessen die we uit bovenstaande kunnen aannemen.

Bloedgroep bepaling voor het fokken is belangrijk.
Binnen rassen waar bloedgroep B voorkomt is er kans op F.N.I.
Paren van moederpoes B met kater B geeft geen problemen van F.N.I.
Paren van moederpoes B met kater A geeft groot risico F.N.I.
Paren van moederpoes A met kater A binnen ras waar bloedgroep B voorkomt kan ook F.N.I geven. (NbxNb). Bij B kittens; voornamelijk als moeder al een keer nest gehad heeft een risico.
Paren van moederpoes A met kater B kan problemen geven, Bij B kittens; voornamelijk als moeder al een keer een nest gehad heeft is het een risico.
Paren van bloedgroep A ouders waarvan genotypering is gedaan (dus uitsluiten van het dragerschap van b) geen risico.