Longworm bij de kat

Katten hebben regelmatig last van luchtwegproblemen. Vaak zijn het voorste luchtwegklachten ten gevolge van bijvoorbeeld niesziekte, maar ook hebben katten nog wel eens bronchitis of longproblemen.
Het is daarom belangrijk om te weten dat longwormen een oorzaak kunnen zijn voor luchtwegproblemen bij de kat.

De meest voorkomende longworm bij katten is de Aelurostrongylus abstrusus. Het volwassen wormpje dat in de longen leeft is ongeveer 5-6 mm (mannetjes) tot 9-10 mm (vrouwtjes). Ze veroorzaken kleine ontstekingen in de longen. De levenscyclus van de wormpjes is bijzonder. De wormpjes hebben nl een zgn tussengastheer nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Een tussengastheer is een organisme waarin een parasiet een deel van zijn levenscyclus doorloopt. Naast  de longworm zijn er in de longen ook larfjes van andere wormen zoals bijvoorbeeld Toxocara (kattenspoelworm) die op “doorreis” door de longen zijn.
 

De volwassen longwormpjes zitten dus in de longen van de kat. 

De vrouwtjes wormen leggen eitjes in de longen. Uit deze eitjes komen kleine larfjes en die larfjes veroorzaken hoesten. De kat hoest de larfjes op, slikt ze door en zo komen de larfjes via de ontlasting van de kat in de bodem terecht. In de bodem bewegen de larfjes zich naar binnen in het spiervoetje van een slak. In de slak ontwikkelen de larfjes zich verder tot een infectieuze larfvorm. Dit duurt een dag of 10. De kat die een slak opeet wordt besmet met de infectieuze larfjes en die kruipen via de slokdarm, maag of dunne darm via de bloedvaatjes naar de longen toe, alwaar ze zich ontwikkelen tot volwassen wormpjes. Zo is de cyclus  van de longworm dus rond. Muizen, ratten, kikkers, padden, slangen, mussen en kippen kunnen als reservoir voor de larven dienen. Dat betekent dat deze dieren de larfjes bij zich dragen en zorgen dat de larfjes kunnen overleven als de slak , bv ’s winters, niet actief is. Dus ook via het eten van deze dieren kunnen katten longwormen oplopen.

Katten met longworminfecties hebben vaak geen klachten. De klachten die we bij katten met longworm kunnen zien, variëren,van zeer milde of nauwelijks luchtwegklachten, zoals bv hoesten, tot ernstigere  klachten, zoals benauwdheid. Katten kunnen ook vage klachten hebben  zoals niet willen eten en afvallen.Bij de inname van de larfjes , door het eten van een prooi, kunnen katten tijdelijk braken.

Het vermoeden op een longworminfectie ontstaat vaak aan de hand van de symptomen. Een röntgenfoto van de borstholte  van de kat kan worden gemaakt om de veranderingen passend bij een longworminfectie in de longen te zien. Indien er op de rontgenfoto een sterke verdenking is van longworm, kan de diagnose bevestigd worden door een pcr test te doen. Dit is een test in het laboratorium die erg nauwkeurig is en de aanwezigheid van de longworm aantoont. Het kan gedaan worden op ontlasting of op een keeluitstrijkje. Naast de pcr test kan er in de ontlasting gekeken worden naar wormpjes met de zgn “baermann methode”.  Dit is een test die evt. in de dierenartsenpraktijk zelf gedaan kan worden. In de ontlasting wordt dan gezocht naar de larfjes.

De behandeling van de longwormpjes gebeurt met een anti-worm middel dat werkt tegen de longwormen. Dit kan gegeven worden in tabletvorm of mbv. een “spot-on” op de huid .
Wel is het verstandig om na de behandeling de ontlasting nogmaals te controleren.

Bij katten met ernstige benauwdheidsklachten is een symptomatische en ondersteunende behandeling evenzo belangrijk. Benauwde katten zullen zuurstof moeten krijgen en indien de klachten ernstig zijn zal een ontstekingsremmer gegeven worden.