Niet doorgekomen kiezen moeten onderzocht worden

Er bestaan veel misverstanden over gebitten bij honden. Met name over kiezen die niet doorkomen worden veel onjuiste adviezen gegeven. In dit stukje geven we meer duidelijkheid over hoe onzichtbare kiezen benaderd moeten worden.

De volwassen hond heeft normaal 42 gebitselementen. In de boven- en onderkaak bevinden zich zes snijtanden, twee hoektanden en vier premolaren. In de bovenkaak bevinden zich daarnaast nog 2 molaren, en in de onderkaak 3 molaren. De stand en de plaats van de gebitselementen is van groot belang voor het welzijn van uw hond. Als de hond ongeveer 6 maanden oud is, zijn in de regel alle melkelementen gewisseld en zijn alle blijvende elementen doorgekomen. Het is aan te raden om de pup op die leeftijd te laten controleren door een dierenarts. Dan kan ook de stand en de plaats (occlusie) van het gebit beoordeeld worden.

Bij sommige hondenrassen ontbreken in bepaalde lijnen de premolaren (met name de 1e en 3e premolaar, zie afbeelding 1). Als een hond voor de fokkerij wordt gebruikt, is het belangrijk om in een vroeg stadium vast te stellen of de hond een compleet gebit heeft. Onderzoek is mogelijk door rond de leeftijd van 3 maanden een volledige gebitsopname met dentale röntgenfoto’s te maken. Op de röntgenfoto’s (meestal 7-8 stuks voor het gehele gebit) kan met zekerheid vastgesteld worden of de permanente tanden aanwezig zijn in de kaak. Dit geeft echter geen garantie op het uiteindelijk doorkomen van deze tanden. Bij afwezigheid van de aanleg van een tand of kies is het zeker dat de hond een gebitselement mist.

Regelmatig zijn gebitselementen wel in aanleg aanwezig, maar blijven deze onder het tandvlees zitten. Dit gebeurt met name bij de 1e premolaar of bij de snijtanden. Als de hond een tand of kies mist, is het aan te raden een dentale röntgenfoto te maken. Als het niet doorgekomen element zichtbaar is op de röntgenfoto, dan kan overwogen worden met behulp van eenvoudige chirurgie de tand of kies alsnog te doen doorkomen. Als dat niet mogelijk is, dan is extractie (trekken) geïndiceerd. Niet doorgekomen elementen kunnen ontaarden in een dentigene cyste (een met vocht gevulde holte). Een dergelijke cyste kan aanzienlijke schade aanbrengen aan de kaak. 

Cystes kunnen klinisch worden gekarakteriseerd door zwelling van de kaak, verplaatsing van de elementen en eventueel door instabiliteit van tanden en kiezen. De cystes bevatten in de regel een heldere rode vloeistof. Hoewel de cyste in principe niet kwaadaardig is, kan het allerlei problemen veroorzaken. Het kaakbot kan dusdanig aangetast zijn dat er misvormingen of zelfs kaakfracturen optreden. Verder kan bij cystes in de bovenkaak een belemmering of blokkade van de luchtpassage in de neus optreden.

Behandeling van de dentigene cyste bestaat uit het verwijderen van het niet doorgebroken element. Daarnaast moet de cellaag die verantwoordelijk is voor de groei van de cyste (het epitheel) verwijderd worden. De resultaten zijn in de regel gunstig en de cystes vullen zich in 2e instantie weer met kaakbot. 

Uiteraard is voorkomen beter dan genezen: de groei van deze cystes kan voorkomen worden door niet doorgekomen elementen preventief te verwijderen. Hiervoor dient de behandelend dierenarts te beschikken over een dentaal röntgenapparaat en over ruime ervaring in de chirurgische extractie van elementen.

Door: Marèse van Haneghem (dierenarts tandheelkunde Dierenkliniek Kortenoord)